Een religieuze achtergrond
Vroeger stonden de zogenaamde kloosterverzorgingshuizen garant voor de zorg van mensen binnen de religieuze gemeenschappen. Op aanvraag van de overheid, die het aantal religieuzen drastisch zag afnemen, stelden de kloosterverzorgingshuizen in het jaar 2000 en 2002 hun diensten meer en meer beschikbaar voor de reguliere zorgmarkt. Door de fusie is er één integrale organisatie ontstaan.
Stichtingen
Stichting Klooster Verzorgings Huis (KVH) Amalia van Solms is opgericht door de Zusters Fransicanessen van Oirschot. Stichting KVH van de Missiezusters Franciscanessen is opgericht door de Missiezusters Franciscanessen van Asten. In 1995 ontstond er een samenwerkingsverband tussen de beide stichtingen in de vorm van een bestuurlijke fusie. Dit betekende dat de beide stichtingen onder één en hetzelfde bestuur en onder één gezamenlijke directie kwamen te staan. Enkele jaren voorafgaand aan die samenwerking kwam Blijendaal, het kloosterverzorgingshuis van de Karmelietessen van Oirschot, tot stand. Dat kon gebeuren onder de voorwaarde dat Blijendaal zou worden gezien als een dependance van kloosterverzorgingshuis Nazareth (nu Kempenhaeve) in Oirschot. Die voorwaarde werd destijds gesteld door het ministerie van VWS. Zo ontstond de constructie van twee stichtingen die als één centraal aangestuurde organisatie werkten voor drie verschillende religieuze instituten.
Keuze
Ondanks de centrale aansturing werden de beide KVH-stichtingen in stand gehouden omdat er personele, organisatorische, financiële en zeker ook emotionele banden bestonden tussen de betreffende stichtingen en de congregaties door wie zij waren opgericht.
Geleidelijk aan is daarin verandering gekomen. De verdere vergrijzing binnen de communiteiten, de veranderingen in de wetgeving, het voortschrijdend inzicht omtrent het beleid voor de toekomst vanuit de religieuze instituten, de noodzakelijke professionalisering van de organisatie etc. liggen daaraan ten grondslag.
Uitbouw
Met name het voortschrijdend inzicht omtrent het beleid voor de toekomst vanuit de religieuze instituten speelde daarbij een grote rol. Dat kwam sterk naar voren via de beleidsnotities 'Afbouw of uitbouw' en 'Zorggarantie en zorgcontinuering'. Er werd heel bewust gekozen voor uitbouw in plaats van voor afbouw en alle betrokkenen bleken de overtuiging te hebben dat de garantie voor de voortzetting van een goede huisvesting en verzorging voor alle religieuzen het best te geven zou zijn door de accommodaties open te gaan stellen voor leken, zodat de aanwezige accommodaties en organisaties met voldoende draagvlak konden worden gehandhaafd en doorontwikkeld.